zaterdag 27 augustus 2011

Geert is Anders

Hup Geert hup! Ik hoop dat hij ons nog lang verrijkt met zijn inzichten over mens en maatschappij. Door Geert kennen wij de onderbuikgevoelens van het volk en worden wij behoed voor het echte extreem rechts. Deze vakantie was ik in Noorwegen, een weekje na ‘Oslo’. Op een picknickplaats langs de snelweg kregen wij gezelschap van een adolescente voetbalclub. Vijftig knullen met afgezakte broeken en scheve petten rolden de bus uit. “Dat belooft wat,” mopperde ik oubollig en trok de koelbox nog wat dichterbij. Maar nee, de groep verblufte door een evenwicht van gezelligheid en discipline. Het straatmeubilair bleef heel, ze schreeuwden niet en de plasjes werden in het daartoe bestemde hokje gedaan. De busgroep bevatte tien donkere jongens. Ze leken volledig geïntegreerd en geaccepteerd. Ik constateerde dat Anders Breivik eigenlijk een verliezer en een domoor is. Zijn moordpartij drijft de strategen van extreem rechts vast tot wanhoop en de zwevende kiezer weet nu wat voor vlees hij in de kuip heeft. Multiculti is geen eindproduct van de Noorse of welke PvdA dan ook. Het ontstaat in de samenleving. Gewoon, omdat de meeste mensen op normale voet met hun medeburgers willen verkeren en plezier prefereren boven geweld. Hooguit kun je zeggen dat wanneer multiculti tot voorkeursbehandeling en subsidioterie leidt, mensen gefrustreerd raken. Op de terugweg dacht ik aan Geert. Die schreeuwt, na een obligate veroordeling van Anders’ daad, harder dan ooit over links. Ik vind het amusant worden en dat is volgens mij het stadium dat de PVV moet vrezen. Maar, laten wij het politiek talent van Wilders respecteren en zijn boodschap serieus nemen. Alleen door Geert het woord te geven, wordt zijn venijn zichtbaar. Tenminste, als hij zich weer eens verwaardigt in het parlement te verschijnen.

zondag 14 augustus 2011

Boekhouding

Als biseksueel moet je goed kunnen rekenen, zeker als je eenmaal uit de kast bent. Mensen zien, nee, verwachten dat je van twee wallen eet. Goed bijhouden dus, wanneer je mannetjes en vrouwtjes scoort. Voor mij is dat een probleem. Ten eerste omdat ik slecht in cijfers ben. Mijn vroegere wiskundeleraar was daarom zo aardig mijn repetities met letters te waarderen. Ik kreeg vaak een KDDW, het een-na-laagste. Dit Kind Doet De Was betekende dat het een hele prestatie was om zo’n overhoring te verkloten. Als een repetitie echt mis ging, dan bedankte hij me voor de moeite van het bijwonen met een genadeloos BVDM. Mijn tweede probleem is dat ik laat ontdekte biseksueel te zijn. Dat viel samen met de aanloop naar een midlife crisis. Bijna manisch begon ik een boekhouding van mijn hetero- en homoherinneringen aan te leggen, in de hoop zekerheid over mijn geaardheid te krijgen. Zo reageerde mijn piepie wel op Gabriele Sabatini. Voor de veertigminners: zij was een knappe tennister met mannelijke kaaklijn en dito schouders. Ik keek met open mond naar de schoonheid van de travestiet uit de The Crying Game. Dieper en onrustiger was mijn gevoel bij het gay liefdesdrama in Torch Song Trilogy. Maar, de uitdossing en de liedjes van bands als Soft Cell en Frankie goes to Hollywood ontgingen mij weer totaal. ‘Wat een schimmige types’, dacht ik. Van Jimmy Sommerville heb ik lang gedacht dat hij een zingend mongooltje was die door een slimme muziekmanager onder zijn hoede genomen was. Verwarrend was ook dat ik vroeger Abba leuk vond, hartstikke gay. Uit onweerlegbaar dagboekbewijs bleek evenwel dat ik smoor op Agnetha was. Niet op Björn of Benny. Natuurlijk werd die boekhouding een flop. Geen doen voor een biseksueel, want het sommetje klopte nooit. Nadat ik ook nog eens van een veteraan leerde dat bij bi´s hun voorkeuren elkaar afwisselen, heb ik het scorebord weggedaan. Gewoon verdragen wat ik voel. Scheelt een boel frustratie.

maandag 1 augustus 2011

Prikangst

Ik heb lang geaarzeld om meer dan handwerk met mannen te doen. Vaccinaties doen mij namelijk flauwvallen. Kleine prikjes maak ik nog wel bewust mee, bij grotere prikken kan ik beter zitten. Of liggen.Pulp Fiction had ik met mijn fobie nooit mogen zien. Bij de dokter ben ik een vader van niks. Zo presteerde een zoon het eens om zijn witte kleren onder te bloeden. En flink ook. Hij wilde in onze speeltuin wisselen met een collega wipwapper. Die stapte sneller af dan hij verwachtte. De terugverende balk maakte een klein, maar diep sneetje in zijn wenkbrauw. Alsof hij een vuurpeloton overleefd had, wankelde de zoon de keuken in. De huisarts was laconiek. Twee haaltjes met draad en naald en hups! lekker verder spelen. Omdat hij vond dat jongens ook gevoelens hebben, gooide hij er nog een verdovinkje van de zaak tegenaan. Dat was teveel voor mij en weg was ik. De meeste recente ervaring was bij een orthopeed. Die constateerde een bevroren schouder. Prima te verhelpen met fysiotherapie, maar niet zonder eerst een injectie. “Nou, dan maken we toch een nieuwe afspraak,” mompelde ik. Dat vond de arts onzin. Het was immers een babyspuitje dat in drie tellen gezet was, terwijl hij in het naastgelegen kamertje al rommelde in een koelkast. Voordat ik het besefte greep hij ineens stevig mijn nekvel. Maar goed ook, want terwijl hij toestak begon ik zachtjes van het krukje te glijden. Nog één hepa-prikje en dan ben ik van de GGD af, dacht ik. Fout, want er zijn nog andere enge ziektes waarvoor de GGD graag bloed prikt. Elk half jaar. Misschien moet ik maar weer de kast in totdat mijn fobie verholpen is.